Oude huurprijsrooster
Onderstaande toelichting was geldig tot 19 oktober 2022. Voor meer informatie over de berekeningsmethode vanaf 20 oktober 2022, zie de pagina over indicatieve referentiehuren.
Oorspronkelijk waren de referentiehuurprijzen gebaseerd op de gecumuleerde gegevens van de drie Observatiecentra van de huurprijzen (2012, 2013 en 2015), met name dankzij de enquêtes die bij 8.400 huurders werden afgenomen. Deze gegevens werden ook gekruist met informatie uit ongeveer 170.000 EPB-certificaten (EPB = Energieprestaties en Binnenklimaat). Het betrof dus huurprijzen uit de praktijk, zoals die ons werden meegedeeld door de huurders.
De 118 wijken die werden geïdentificeerd in de Wijkmonitoring werden opgesplitst in zeven groepen op basis van de huurprijzen uit de praktijk. Al deze gegevens werden onderling vergeleken om een rooster te vormen waaruit de referentiehuurprijzen werden afgeleid volgens:
- De ligging van het goed
De ligging bepaalt de wijkgroep waartoe uw goed behoort.
Er zijn zeven wijkgroepen met verschillende prijzen per m², waarbij 1 de goedkoopste wijkgroep is en 7 de duurste. - De oppervlakte (m²)
- De staat
De staat varieert van 0 tot 2 en wordt bepaald door de bouwperiode en het al dan niet aanwezig zijn van dubbele beglazing:
0 = vóór 2000 / geen dubbele beglazing
1 = vóór 2000 / met dubbele beglazing
2 = na 2000 / met dubbele beglazing - Het woningtype (studio / appartement / huis) en het aantal kamers.
Deze referentiehuurprijzen worden vervolgens verhoogd of verlaagd met een forfaitair bedrag volgens indicatoren die het niveau van comfort of ongemak bepalen en die specifiek zijn voor de desbetreffende woning. Deze indicatoren werden gekozen op basis van de invloed die ze uitoefenen op de huurprijs, hun statistische betrouwbaarheid en het gemak waarmee de partijen ze kunnen vaststellen.
De regering heeft ervoor gekozen de huurprijzen voor de jaren 2016 tot 2022 te indexeren.